Dies woont met haar zesjarige broertje Piet in het Bakkershofje, een weeshuis. Ze zijn daar terechtgekomen, omdat hun vader, een zeeman, verdronken is en hun moeder niet goed voor hun kon zorgen, omdat ze altijd ziek was. De kinderen worden goed verzorgd in het weeshuis. Er is genoeg eten en ook gaan de leerplichtige kinderen naar school. Maar na de lagere school is er eigenlijk geen mogelijkheid om door te leren en vooral Dies vindt dat jammer. Ze kan goed leren en haar onderwijzer denkt dat ze een goede onderwijzeres zou kunnen worden. Hij doet daarom een goed woordje bij de directrice van het weeshuis. Dies heeft echter ook nog andere zorgen als haar broertje ziek wordt. Maar gelukkig herstelt Piet volledig en als verrassing voor de verjaardag van Dies, mogen zij en Piet een dagje uit. En omdat ze met een heel goed rapport van school komt, mag ze van de directrice en het bestuur van het weeshuis naar de avondkweekschool. Overdag moet ze dan wel ergens in de huishouding werken en het grootste deel van haar loon moet ze afstaan. Maar Dies is er dolblij mee, ook al ziet ze er tegen om bij vreemde mensen in dienst te komen.