Eggejan, die in het voorgaande deel 'De vlucht' door het hele westen van Nederland is gereisd en tenslotte bij Zevenbergen terechtgekomen is, trekt te voet verder. Door het Land van Altena en na een speurtocht door de Biesbosch, bereikt hij Gorinchem en het riviertje de Linge. Vandaar reist hij met een grote truck naar de mijnen van Zuid-Limburg, bezoekt Maastricht en het heuvelland aan de Belgische grens. In de nacht reist hij met een kolentrein huiswaarts. Maar hij bereikt zijn huis niet, want in Utrecht verlaat hij de trein en trekt over Amersfoort en Harderwijk naar de Veluwe, die hij in verschillende richtingen doorkruist. Hier ontdekt hij het eerste spoor van zijn sinds jaren verdwenen vader en dit spoor volgend komt hij in de Achterhoek en tenslotte in Twente, waar hij in een hoeve aan de Dinkel nieuwe vrienden leert kennen.