Dolfje Weerwolfje rent door het Weerwolvenbos. Een stem echoot tussen de bomen: ‘Ik ruik weerwolvenvlees!’ Het is Knuppel – de jager. In het Handboek voor weerwolfjagers heeft hij gelezen dat je van weerwolven lekkere soep kunt maken. Zijn kookpot staat klaar. Dolfje is gevangen! Hoe redt hij zichzelf uit de soep? Dolfje verzint het ene verhaal na het andere, de hele weerwolfnacht lang. Maar is dat genoeg om Knuppel op andere gedachten te brengen? Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie