Sommige mensen in onze kerk zagen nog steeds dat moeder hervormd was geweest. Aan de rode kousen die de meiden soms aan hadden. Of de vrolijke strikken in hun haar. Vader had van die praatjes geen last. Moeder wel. Die probeerde zich zo veel mogelijk te schikken. Helemaal verloochenen deed ze haar afkomst niet. Als ze een vrolijke bui had, deed ze op het harmonium een draaiorgel na. Of ze speelde een lied uit de bundel van Johannes de Heer. Een enkele keer liet ze zich ontglippen dat ze de preken in onze kerk wel goed vond, maar dat ze nooit aan de sombere omlijsting zou wennen. Het was ook wel een hele overgang, van de Grote Kerk in Schoonhoven naar het Schuurtje in Alblasserdam. In één generatie veranderde de wereld in een dorp. Tegelijk verdween het dorp als besloten gemeenschap, die zichzelf in alle opzichten kon bedruipen. In Schuurtjesvolk roept de auteur het dorpsbestaan van weleer tot leven, waarbij hij het verleden beschrijft zoals hij het beleefde toen het nog heden was. Hij doet dat vanuit zijn jeugdherinneringen aan Kinderdijk, waar hij opgroeide binnen een groot gezin dat was aangesloten bij een schuurkerk. Ook voor hen die tot een van de gevestigde kerken binnen de gereformeerde gezindte behoren, zal veel herkenbaar zijn. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
Meer informatie
Je leent dit e-book bij de online Bibliotheek.