Eeuwenlang was Alexandrië onder de Bergen een kruispunt tussen Oost en West. Totdat de stad spoorloos verdween. In 1833 werd de stad teruggevonden door degene van wie je dat het minst zou verwachten: Charles Masson, een gewone Londense jongen uit de arbeidersklasse die zichzelf achtereenvolgens ontpopte als deserteur, pelgrim, arts, archeoloog en gerenommeerd geleerde. Als de hoofdpersoon in een van de meest bijzondere verhalen uit de geschiedenis dronk Masson thee met koningen, reisde hij in het gezelschap van heiligen en wist hij zich te hullen in honderd-en-een vermommingen. Hij zag dingen die geen westerling ooit had gezien noch zou zien. Hij spioneerde voor de Britse Oost-Indische Compagnie en werd er daarnaast van verdacht dat hij voor Rusland spioneerde. Dit was immers het tijdperk van de 'Great Game' toen de imperialistische grootmachten elkaar in die zo onwaarschijnlijk mooie contreien naar de kroon staken. Masson ontdekte tienduizenden objecten uit de Afghaanse geschiedenis. Daaronder was het tweeduizend jaar oude gouden juwelenkistje uit Bimaran, met daarop de vroegst overgeleverde afbeelding van het gezicht van de Boeddha. Hij kreeg een eigen koninkrijk aangeboden. Hij veranderde de wereld - en door diezelfde wereld werd hij vernietigd. Op basis van nauwgezet onderzoek vertelt dit boek over een doldwaze reis dwars door het India en Afghanistan van de negentiende eeuw. Het schetst een wereld van spionnen en dromers, van lanterfanters en opportunisten, van extreem militair en persoonlijk geweld en vooral ook van grenzeloze hoop. Dit verhaal, dat zich afspeelt aan de rand van het Britse Rijk en tegen de achtergrond van bergen en woestijnen, gaat over een obsessie die door de eeuwen heen werd doorgegeven. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
Meer informatie
Je leent dit e-book bij de online Bibliotheek.