Op 1 november 1755 werd Lissabon getroffen door een verwoestende aardbeving. Waar kwam dit onheil vandaan? De aardbeving leek het einde van de wereld maar bleek het begin van een grote nieuwsgierigheid naar de wereld onder de grond en haar geschiedenis. In dit boek wordt deze fascinatie beschreven. Het gaat over aardbevingen en vulkaanuitbarstingen, ontdekkingen van prehistorische dieren en menselijke voorouders, het opdiepen van delfstoffen, het graven van tunnels en metro's. En over de verbeelding hiervan door schrijvers, schilders, fotografen en ingenieurs in de negentiende eeuw. De filosoof Voltaire schreef over de aardbeving van Lissabon en de schrijver Goethe beklom de Vesuvius. De fossielenverzamelaar Mary Anning zocht prehistorische fossielen langs het strand van Lyme Regis. De fotograaf Nadar fotografeerde menselijke voorouders in de catacomben van Parijs. Vincent van Gogh daalde af in de mijnen in de Borinage. De ingenieur Isambard Kingdom Brunel groef zijn tunnel onder de Theems. Jules Verne schreef zijn bekende boek Naar het middelpunt der aarde. Tot slot werd de operazanger Enrico Caruso met een schok wakker door de aardbeving in San Francisco op 18 april 1906. De aardbevingen van Lissabon in 1755 en van San Francisco in 1906 vormen het begin en het eind van deze cultuurhistorische reis door de aarde. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
Meer informatie
Je leent dit e-book bij de online Bibliotheek.