In een fort in Boedapest leven zes door de goden vervloekte krijgers. Ieder van hen draagt een demon in zich - Geweld, Ziekte, Dood, Pijn, Toorn en Losbandigheid - en ieder van hen levert dag en nacht strijd om zijn demon in toom te houden... Reyes staat op het punt zich van het fort te storten om zijn demon Pijn tevreden te stellen, als hij wordt tegengehouden door Lucien, die wil weten wat hij met hun vriend Aeron heeft gedaan. Opgesloten, bekent hij. Aeron, hoeder van Toorn, heeft namelijk van de goden de opdracht gekregen Danika te doden - de vrouw die alles voor Reyes is gaan betekenen. Danika is op de vlucht. Sinds ze weet dat zij en haar familie groot gevaar lopen, is ze niet langer dan een week op dezelfde plaats gebleven. Ze is al een keer door de krijgers ontvoerd, en dat zal haar niet nog eens overkomen. Hoewel ze aan een van hen, Reyes, toch steeds moet denken. Hij mag dan een demon zijn, hij heeft wél haar leven gered... Zodra Reyes ontdekt dat demonenjagers het ook al op Danika gemunt hebben, schiet hij haar te hulp. Wat hij niet weet, is dat alles door de jagers in scène is gezet en dat Danika hen helpt. En dan wordt duidelijk dat nóg iemand belangstelling heeft voor de vrouw van zijn begeerte: de oppergod Kronos zelf... Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie