'Wat moet een schrijver doen die bij herlezing van zijn eigen boek vaststelt dat het niet goed is? Herschrijf [...] Dat heb ik gedaan met mijn verhalenbundel Avond nacht morgen (Meulenhoff 1974) [...] ....voor iedereen die zich wil openstellen voor de gemoedsaandoeningen van de jonge hoofdpersoon in de verhalen. Gemoedsaandoeningen, koortsig, extatisch, tegenstrijdig, exuberant, die soms abrupt op elkaar volgen of zich een enkele keer zelfs tegelijkertijd aan hem voordoen. Met de gemoedstoestanden verandert voor hem de werkelijkheid, en de wisseling van zijn gemoedstoestanden ondergaat hij, zou je kunnen zeggen, als een tocht van werkelijkheid naar werkelijkheid. [...] ...enkele recensies vielen me toch rauw op het lijf. Ab Visser werd 'moe van dat zinloze getob en gespeur naar eigen zielsconflicten', maar voegde er eerlijk aan toe dat hij makkelijk praten had, 'oppervlakkige en welgemoede huppeldepup die ik ben.' Gerrit Komrij sprak van een 'gebedstrommel': 'Elke zin vat de hele bladzij tezamen, die bladzij weer het verhaal, en één verhaal is de samenvatting van het boek. Het hele boek staat dus in telkens één zin [...]' Tom van Deel verweet mij een 'overmaat aan verinnerlijking': 'Terborgh, bijvoorbeeld, beschrijft een innerlijke zoektocht aan de hand van steeds andere uiterlijke gebeurtenissen. Daardoor wordt zijn werk nooit echt vervelend.' Had ik dat maar gedaan, want nu blijft het gevoel 'heer en meester, en dat levert erbarmelijke, redeloze taal op'. [...] Na jaren zoeken en proberen lukte het me een deel van een lang manuscript als een zelfstandige novelle af te ronden. Dat werd in 1992 onder de titel Evenwichtlopen door Meulenhoff uitgegeven. De tweede helft van dit manuscript liet me daarna niet met rust en na tien jaar had ik een tweede novelle op papier. Deze verscheen in 2003 onder het imprint De Sneeuwstorm (mijn eigen uitgeverij) met als titel Wagens beladen met hooi. In de volgende jaren ontstonden met voor mijn doen verbluffende snelheid kortere en langere verhalen, deels droomachtig, deels 'realistisch', een derde novelle en een kleine roman. Vorig jaar schreef ik voor het eerst een toneelstuk. Dit jaar heb ik Avond nacht morgen nog eens opengeslagen. In de aardige beschouwing 'Gerbrand Muller, schrijver' waarmee Wim Gerritsen me in 2001 bij mijn afscheid als stafmedewerker bij de KNAW verraste, worden ook aan dit boek en de herschreven versie woorden gewijd. Voor Wim was het geen moeite om zich open te stellen voor de opeenvolgende gemoedstoestanden van de hoofdpersoon in de eerste vijf verhalen. Het titelverhaal spreekt hem het meest aan en doet hem denken 'aan de plotselinge verheldering of opklaring van de geest waarvan sommige middeleeuwse mystici gewagen'. De herschreven versies deden zijn 'filologenhart' even snel kloppen, maar hij lijkt ze niet direct als een verbetering te beschouwen: 'De besnoeiing is ingrijpend. Hele stukken tekst, die de auteur blijkbaar als minder essentieel beschouwde, zijn weggelaten. Meende hij dat deze 'kalere' versie effectiever zou zijn, heeft hij de raadselachtigheid van het gebeuren willen aanzetten - of is er door deze weglatingen ook inhoudelijk iets veranderd? Zonder een zeer precieze analyse van de hele tekst (waarvoor hier geen plaats is) valt dit niet uit te maken.' Toen ik Wim op mijn afscheidsbijeenkomst met zijn op dat moment door mij nog niet gelezen boekje in de hand bedankte, reageerde hij op de hem kenmerkende manier: 'Wacht nou maar voordat je iets zegt Gerbrand, kijk nu eerst maar wat ik geschreven heb.' Wat hij geschreven had viel me vervolgens alleszins mee en ik nam me voor Avond nacht morgen nog eens te herlezen en dan de nieuwe en de oude versie van de drie herschreven verhalen naast elkaar te leggen. Daar ben ik dan nu, vijftien jaar later, toe gekomen. De indertijd geschrapte passages vervullen me door hun overdaad aan verklaringen nog steeds met afgrijzen. Maar de herschreven versies van 'Nachtelijk', 'Augustus' en 'Avond nacht morgen' bevallen me evenmin. Ik heb ze opnieuw herzien. Ook 'Cadiz-Madrid' - het eerste en langste verhaal dat mij nog altijd dierbaar is en dat al eerder, in 1969, als nummer 6 in de nieuwe p t l reeks was verschenen als een uitgave van het Surrealistisch Kabinet - heb ik hier en daar herschreven. De drie oudste verhalen heb ik ongewijzigd gelaten. Een raad voor de lezer: lees de verhalen niet achter elkaar, maar leg het boek na lezing van één verhaal opzij en lees het volgende op zijn vroegst een paar dagenlater. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
Meer informatie
Je leent dit e-book bij de online Bibliotheek.