Ridderverhaal uit de dertiende eeuw waarin de dappere jonker Eelco van Gelre en zijn zuster Elemoet de strijd aan binden met Boudewijn van Haerlem en Wouter van Egmond, twee roofridders die West-Friesland afstropen en dorpen plunderen en afbranden. Het lijkt een ongelijke strijd te worden, want Eelco moet met een handjevol boeren opboksen tegen het sterke leger van Boudewijn van Haerlem en de ridder van Bakenes. Eelco krijgt echter hulp uit onverwachte hoek. De kluizenaar van Vrone, die eigenlijk een Duitse edelman blijkt te zijn, oefent Eelco in de wapenhandel. Ook verschaft hij hem een fraai harnas en als Eelco, de zwarte ridder, trekt hij ten strijde. De ridder Boudwijn en de ridder van Bakenes worden verslagen waarna de heer van Gelre hen gratie verleent. Graaf Floris neemt hun adelbrief en hun bezittingen af en verbant hen uit de gewesten.