Topviolist en sterdirigent Jaap van Zweden (Amsterdam, 1960) voetbalt in zijn jeugd met z’n vriendjes op straat én speelt thuis elke dag urenlang viool in de woonkamer. Als hij in 1977 op zestienjarige leeftijd het Nationaal Vioolconcours Oskar Back wint, gaat een droom in vervulling: met het prijzengeld kan hij studeren aan de prestigieuze Juilliard School in New York. Drie jaar later wordt hij – als jongste ooit – benoemd tot concertmeester van het Concertgebouworkest. Op het hoogtepunt van zijn carrière als violist besluit hij in 1987, aangespoord door Leonard Bernstein, zelf te gaan dirigeren. Het brengt hem via Enschede, Den Haag, Hilversum, Dallas en Hongkong bij het chef-dirigentschap van de New York Philharmonic, ooit geleid door diezelfde Bernstein. In januari 2024 wordt hij chef-dirigent van het Seoul Philharmonic Orchestra. Peter van Ingen voerde vele gesprekken met Jaap van Zweden en met familieleden, vrienden, collegamusici en andere ingewijden in de wereld van de klassieke muziek. Hij schrijf onder andere over Van Zwedens vader, die alles uit zijn getalenteerde zoon wilde halen, over de band tussen Jaap en zijn vrouw Aaltje, hun kinderen, van wie er één een vorm van autisme heeft, en over zijn relatie met Nederlandse en internationale orkesten. Daarnaast voert hij de lezer mee in de techniek en de psychologie van het dirigeren. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
Meer informatie
Je leent dit e-book bij de online Bibliotheek.