‘Goldschmidt-variaties’ worden ze wel genoemd, de essays van Tijs Goldschmidt, waarin niets is wat het lijkt, en waarin cultuur en evolutie altijd meer met elkaar te maken hebben dan je op het eerste gezicht vermoedt. In een essay over digitalisering van teksten zoekt hij naar parallellen tussen het kopiëren van DNA en het steeds nauwkeuriger kopiëren en sneller verspreiden van teksten (‘culturele evolutie’). Daarnaast zet hij de biologische betekenis uiteen van, onder veel meer, de rue d’amour. Goldschmidts onderwerpen zijn verrassender dan ooit: onze omgang met asielzoekers en zwerfwolven, racistische achtergronden van de zoektocht naar de yeti en de rol van pornografie en schaamte in het werk van Marlene Dumas. En dat is lang niet alles: er zijn autobiografische stukken over twee bevriende beeldsnijders uit de Asmat (Papoea) in het Amsterdamse Vondelpark en over zijn bewondering voor de vermaarde etholoog Niko Tinbergen. Tijs Goldschmidts essays zijn altijd erudiet maar ook lichtvoetig en associatief. ‘Een essay of persoonlijke beschouwing zou moeten lezen als een brief aan een goede vriend of vriendin,’ zegt hij er zelf over. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
Meer informatie
Je leent dit e-book bij de online Bibliotheek.