Een ballade voor koningin Paola. Een banvloek over Brussel. Een remake van Doornroosje. In 'Hees' schreeuwt Maarten Goethals zijn mateloze verwondering uit over het wondermooie en het spuuglelijke. Tot hij schor staat en amper kan spreken. De uitgepuurde, precieze stijl vormt, wedijverend met de inhoud, de rode draad door de gedichten. Zijn taal herinnert aan Paul Snoek en Hugues C. Pernath en probeert ‘het zachtst mogelijke zwijgen’ op te tekenen.