Dit boek gaat over het leven van vrouwen die op Scheveningen de dienst uitmaakten terwijl hun mannen op zee zaten. Het beslaat de periode 1830 tot 1960. Het bestaan was hard en karig. Voor wat extra geld verkochten de vrouwen vis op straat, werkten als nettenboetster of in de visverwerking. Thuis wachtten daarna het huishouden en de kinderen. Hard werken, dat deden ze van jongs af aan. Als meisje hielpen ze thuis met garnalen pellen en eenmaal van school werkten ze als boetster, naaister of als dagmeisje bij een gegoede familie. Doorleren, dat deden alleen enkele meisjes uit de middenklasse. Die zaten later in de zorg of het onderwijs. De vrouwen stonden er lange periodes alleen voor, altijd metde angst dat hun man niet van zee terug zou keren. Het leven was zwaar, maar Scheveningse vrouwen stonden bekend als sterk, krachtig en zelfstandig. Ze wisten hun weg te vinden. Hoe – dat blijft altijd een wonder. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
Meer informatie
Je leent dit e-book bij de online Bibliotheek.