Van zijn jaren in dienst van de Britse inlichtingendienst tijdens de Koude Oorlog, tot een carrière als schrijver, die hem van het door oorlog verscheurde Cambodja naar Beiroet bracht, op het heftigste moment van de Israëlische invasie in 1982, tot Rusland voor én na het neerhalen van de Berlijnse Muur, heeft John le Carré altijd geschreven vanuit het hart van de moderne tijd. In De duiventunnel, zijn eerste verzameling memoires, is John le Carré even geestig als scherpzinnig - en hij bespeurt in de gebeurtenissen waarvan hij getuige is dezelfde morele ambiguïteit waarmee hij ook zijn romans doordrenkt. Of hij nu schrijft over de papegaai in een hotel in Beiroet die het geluid van een machinegeweer perfect kon nadoen, of over een bezoek aan musea met nog niet begraven doden in Rwanda na de genocide, of dat hij de jaarwisseling viert met Yasser Arafat, of een Duitse terroriste interviewt in haar gevangenis in de Negev-woestijn, John le Carré beschrijft elke gebeurtenis met overgave en humor. Nu eens laat hij ons schateren, dan weer nodigt hij ons uit om nog eens goed na te denken over de gebeurtenissen en de mensen die wij meenden te begrijpen. Bovenal schetst John le Carré ons een beeld van de omzwervingen van een schrijver over een periode van meer dan zestig jaar, en van zijn eigen speurtocht naar de menselijke vonk die de personages in zijn romans zoveel overtuiging en bezieling heeft gegeven. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie